ECLI:NL:CRVB:2019:2787

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 augustus 2019
Publicatiedatum
22 augustus 2019
Zaaknummer
17/4617 WWAJ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep Wajong-uitkering en geschiktheid van functies

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, waarin haar aanvraag voor een Wajong-uitkering werd afgewezen. Appellante, geboren in 1994, heeft op 17 oktober 2013 een aanvraag ingediend op basis van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong 2010). Ze lijdt aan buikpijn door een buikwand-pijnsyndroom, genaamd abdominal cutaneous nerve entrapment syndrome (ACNES). De verzekeringsarts van het Uwv heeft haar beperkingen vastgesteld en geconcludeerd dat zij in staat is om meer dan 75% van het maatmaninkomen te verdienen. Appellante is het niet eens met deze conclusie en stelt dat haar beperkingen zijn onderschat.

De rechtbank heeft in haar uitspraak de deskundige gevolgd die door haar was ingeschakeld. Deze deskundige heeft de door het Uwv vastgestelde beperkingen onderschreven en geconcludeerd dat appellante in staat is de voorgehouden functies te vervullen. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de deskundige de beperkingen niet juist heeft vastgesteld en heeft verzocht om een onafhankelijke deskundige te raadplegen. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht de deskundige heeft gevolgd en dat er geen aanleiding is om van dit oordeel af te wijken. De Raad bevestigt dat de deskundige een zorgvuldig onderzoek heeft uitgevoerd en dat de conclusies van de deskundige goed gemotiveerd zijn.

De Raad heeft het hoger beroep van appellante afgewezen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, aangezien de Raad geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft vastgesteld die tot een andere uitkomst zouden kunnen leiden. De uitspraak is gedaan op 14 augustus 2019.

Uitspraak

17.4617 WWAJ

Datum uitspraak: 14 augustus 2019
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van
24 mei 2017, 14/2934 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.J. Achterveld, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 juli 2019. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Achterveld. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. D. de Jong.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante, geboren op [geboortedatum] 1994, heeft op 17 oktober 2013 een aanvraag ingediend op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten
(Wajong 2010). Bij haar aanvraag heeft appellante vermeld dat zij vanaf oktober 2010 lijdt aan buikpijn, veroorzaakt door een buikwand-pijnsyndroom, te weten abdominal cutaneous nerve entrapment syndrome (ACNES). Naar aanleiding van haar aanvraag is appellante onderzocht door een verzekeringsarts van het Uwv. Deze arts heeft naast het huisartsenjournaal ook informatie van de behandelend anesthesioloog-pijnspecialist meegewogen. De verzekeringsarts heeft vastgesteld dat zware belasting vermeden moet worden. Hij heeft appellante onder meer beperkt geacht voor langdurig lopen, staan, zwaar tillen en dragen en frequent buigen, en deze beperkingen opgenomen in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 28 november 2013. Een arbeidsdeskundige van het Uwv heeft vervolgens vastgesteld dat appellante met ingang van de achttienjarige leeftijd, [geboortedatum] 2012, in staat is om meer dan 75% van het maatmaninkomen te verdienen
.
1.2.
Bij besluit van 30 december 2013 heeft het Uwv vastgesteld dat appellante geen recht heeft op een Wajong-uitkering omdat zij niet aan de voorwaarden voldoet. Zij kan met werk meer dan 75% van het minimumloon verdienen.
1.3.
In bezwaar heeft appellante aangevoerd dat het Uwv haar beperkingen heeft onderschat en dat zij niet in staat is de haar voorgehouden functies te vervullen. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft appellante naast een eigen verklaring, een brief van haar behandelend chirurg, dr. R.M.H. Roumen van 3 maart 2014 overgelegd. Desgevraagd heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep informatie van de behandelend sector ontvangen, waaronder brieven van de kinderarts, de anesthesioloog, de revalidatiearts, de GZ-psycholoog en nadere brieven van Roumen. Nadat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de medische beoordeling heeft bevestigd, heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep één van de voorgehouden functies laten vervallen en vastgesteld dat dit geen gevolgen heeft voor de vastgestelde mate van de arbeidsongeschiktheid per 6 februari 2014, de datum waarop arbeidsondersteuning kan ingaan. Bij besluit van 11 juni 2014 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
2.1.
In beroep heeft appellante de gronden van bezwaar met verwijzing naar brieven van haar behandelend artsen gehandhaafd. Appellante heeft een nadere brief van Roumen van
15 augustus 2014 en publicaties over het syndroom ACNES ingezonden
.
2.2.
Op 6 januari 2016 heeft verzekeringsarts D.J. Schakel op verzoek van de rechtbank rapport uitgebracht. De deskundige heeft de door het Uwv vastgestelde beperkingen onderschreven. Bij brief van 18 januari 2016 heeft Roumen zijn zienswijze op het rapport gegeven en te kennen gegeven dat hij zich niet met de conclusies van de deskundige kan verenigen. De deskundige heeft na kennisneming van de reacties van partijen op zijn rapport zijn eerdere conclusies gehandhaafd.
2.3.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat als algemeen uitgangspunt heeft te gelden dat de rechtbank het oordeel van een door haar ingeschakelde deskundige volgt, indien de door de deskundige gebezigde motivering haar overtuigend voorkomt. Dat is naar het oordeel van de rechtbank hier het geval. Het rapport van de deskundige geeft volgens de rechtbank blijk van een zorgvuldig onderzoek, waarbij de beschikbare gegevens bij de beoordeling zijn betrokken. De rechtbank heeft geoordeeld dat de deskundige ook overtuigend heeft toegelicht op grond waarvan hij in de zienswijze van Roumen geen reden ziet om zijn standpunt te herzien. Uitgaande van de juistheid van de FML is de rechtbank verder van oordeel dat appellante in staat moet worden geacht de haar voorgehouden functies te vervullen. Daarmee voldoet zij niet aan de voorwaarden voor arbeidsondersteuning.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat aanleiding bestaat om van het oordeel van de door de rechtbank geraadpleegde deskundige af te wijken omdat Roumen meermalen en uitvoerig heeft toegelicht dat appellante meer beperkingen heeft als gevolg van het syndroom ACNES, omdat zij tot een minderheid van de patiënten behoort bij wie de behandeling daarvan geen succes heeft. Appellante heeft de Raad verzocht om een onafhankelijke deskundige, met een specifieke deskundigheid op het gebied van ACNES, te raadplegen.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Ter beoordeling staat de vraag of de rechtbank terecht de door haar geraadpleegde deskundige heeft gevolgd. Deze vraag wordt bevestigend beantwoord. Daarvoor wordt het volgende overwogen.
4.2.
De rechtbank heeft terecht overwogen dat het uitgebrachte deskundigenrapport blijk geeft van een zorgvuldig onderzoek en inzichtelijk en consistent is. De door de rechtbank geraadpleegde deskundige is op basis van dossieronderzoek en onderzoek van appellante tot de conclusie gekomen dat de verzekeringsartsen van het Uwv de beperkingen van appellante juist hebben vastgesteld. Daarbij heeft de deskundige naast bestudering van alle gegevens appellante gesproken en heeft hij de vraagstelling van de rechtbank beantwoord. De omstandigheid dat de behandelend chirurg Roumen zich niet kan vinden in diens conclusies, maakt niet dat het rapport van de deskundige niet gevolgd kan worden. De door Roumen verwoorde bezwaren tegen het rapport van de deskundige zijn niet zodanig zwaarwegend dat de bevindingen of conclusies van de deskundige niet gevolgd kunnen worden. De deskundige heeft in zijn rapport inzichtelijk gemotiveerd waarom de conclusie van Roumen, inhoudende dat sprake is van een invaliderend pijnsyndroom, waarvan de behandeling voor appellante niet succesvol is geweest, niet leidt tot het vaststellen van meer beperkingen. De deskundige heeft in zijn rapport gewezen op enkele discrepanties die hem bij de bestudering van de beschikbare medische gegevens wat betreft het ziektebeloop en de behandeling zijn opgevallen. Zo werd enerzijds door de behandelend arts gesteld dat bij ACNES sprake is van extreme pijn bij alle bewegingen en handelingen waarbij de buikspieren worden gebruikt, terwijl daarvan bij onderzoek door de deskundige geen sprake was. Verder heeft de deskundige te kennen gegeven dat de psychosociale factoren en de pijncontingente coping van appellante bij de rapporten van de behandelend sector onderbelicht zijn gebleven. Verder heeft de deskundige na kennisneming van de zienswijze van Roumen zijn eerdere conclusies onverkort gehandhaafd. De rechtbank heeft terecht geen aanleiding gezien om de deskundige niet te volgen in zijn conclusie dat het Uwv de beperkingen van appellante juist heeft vastgesteld. Het verzoek om in hoger beroep wederom een deskundige te raadplegen wordt afgewezen.
4.3.
Uitgaande van de juistheid van de FML wordt ook het oordeel van de rechtbank gevolgd dat geen aanleiding bestaat voor twijfel aan de geschiktheid van de voor appellante geselecteerde functies.
4.4.
Uit 4.2 en 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.W. Akkerman als voorzitter en M. Schoneveld en
E.J.J.M. Weyers als leden, in tegenwoordigheid van M.A.E. Lageweg als griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 augustus 2019.
(getekend) E.W. Akkerman
(getekend) M.A.E. Lageweg

TM