In deze zaak heeft verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat mr. S.V.A.Y. Dassen-Vranken, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Limburg. De rechtbank had eerder de bijstandsverlening van verzoeker door het college van burgemeester en wethouders van Heerlen gedeeltelijk vernietigd. Verzoeker heeft tevens verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De Centrale Raad van Beroep heeft op 30 juli 2019 uitspraak gedaan. De Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, met ruim drie weken is overschreden. Dit is vastgesteld aan de hand van de tijdsduur van de procedure, die meer dan vier jaar heeft geduurd. De Raad heeft de Staat der Nederlanden veroordeeld tot betaling van € 500,- aan verzoeker als schadevergoeding. Daarnaast is de Staat ook veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, die zijn begroot op € 565,48. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de leden van de Raad.