ECLI:NL:CRVB:2019:2662
Centrale Raad van Beroep
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om wraking in bestuursrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 augustus 2019 uitspraak gedaan op een verzoek om wraking van de behandelend rechter, J.L. Boxum, door verzoeker. Verzoeker had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag van 18 april 2017, waarin het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk betrokken was. De wraking werd aangevraagd naar aanleiding van een brief van de griffier van de Raad, waarin vragen aan het college werden gesteld over de verzending van brieven aan verzoeker. Verzoeker stelde dat het college niet tijdig had aangetoond dat deze brieven waren verzonden, wat volgens hem de onpartijdigheid van de behandelend rechter in gevaar bracht.
De Centrale Raad van Beroep overwoog dat een wrakingsverzoek alleen kan worden toegewezen op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De Raad stelde vast dat het enkele feit dat de behandelend rechter vragen stelde aan het college niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van partijdigheid of vooringenomenheid. De Raad benadrukte dat rechters uit hoofde van hun aanstelling vermoed worden onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden weerleggen. Aangezien verzoeker niet kon aantonen dat er sprake was van een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid, werd het verzoek om wraking afgewezen.
De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en werd in het openbaar uitgesproken. Er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken, aangezien hier geen aanleiding voor was.