ECLI:NL:CRVB:2019:265
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de verantwoording van een persoonsgebonden budget voor zorg door de Studiekring
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellante, die een psychiatrische aandoening heeft, had een persoonsgebonden budget (pgb) ontvangen van het zorgkantoor voor zorgfuncties onder de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). De zorg die door de Studiekring aan appellante werd verleend, werd door het zorgkantoor niet als begeleiding aangemerkt, maar als onderwijsgerelateerde ondersteuning. Dit leidde tot een geschil over de verantwoording van de besteding van het pgb.
De rechtbank had het beroep van appellante gegrond verklaard en het zorgkantoor opgedragen een nieuw besluit te nemen. Het zorgkantoor had vervolgens een nieuw besluit genomen waarin het bezwaar van appellante tegen de afwijzing van de verantwoording voor bepaalde kosten alsnog gegrond werd verklaard. In hoger beroep stelde appellante dat de rechtbank zich te veel had laten leiden door de formuleringen van de Studiekring en onvoldoende had gekeken naar de daadwerkelijke zorg die werd geboden.
De Raad oordeelde dat de zorg die door de Studiekring werd verleend voornamelijk gericht was op huiswerkbegeleiding en niet voldeed aan de definitie van begeleiding zoals bedoeld in de AWBZ. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van appellante tegen het nieuwe besluit van het zorgkantoor ongegrond. De Raad concludeerde dat de kosten voor de door de Studiekring geboden zorg niet ten laste van het pgb konden worden gebracht, omdat deze niet als begeleiding in de zin van de wet konden worden aangemerkt.