Uitspraak
17.6304 AOW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep ongegrond.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De zaak betreft een geschil tussen de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) en een betrokkene die een AOW-pensioen had aangevraagd. Betrokkene had in april 2011 een aanvraagformulier ingediend, waarbij hij het inkomen van zijn echtgenote als gastouder had opgegeven, maar niet het inkomen uit haar andere werkzaamheden. De Svb heeft op basis van de beschikbare gegevens een AOW-pensioen toegekend, maar later bleek dat de toeslag te laag was vastgesteld omdat niet alle inkomsten waren opgegeven. Betrokkene heeft vervolgens schadevergoeding gevraagd, die door de Svb werd afgewezen, met de argumentatie dat betrokkene zijn mededelingsverplichting had geschonden.
De rechtbank oordeelde dat de Svb onzorgvuldig had gehandeld en dat de schade aan het toekenningsbesluit was toe te rekenen. In hoger beroep stelde de Svb dat de onrechtmatigheid van het toekenningsbesluit niet aan hen te wijten was, omdat betrokkene niet tijdig had gemeld dat zijn echtgenote haar werkzaamheden had beëindigd. De Raad oordeelde echter dat de gevorderde schade niet als gevolg van het onrechtmatige besluit aan de Svb kon worden toegerekend. De Raad concludeerde dat betrokkene had moeten inlichten over het onjuiste inkomen en dat hij redelijkerwijs had kunnen afleiden dat de Svb op basis van een te hoog inkomen had gehandeld. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep van betrokkene werd ongegrond verklaard.