In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van een WIA-uitkering van appellante, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. Appellante was vanaf 1 maart 2011 gedetacheerd als receptioniste en heeft zich op 18 april 2011 ziek gemeld. In 2013 kreeg zij een WIA-uitkering toegekend. Echter, na een fraudemelding heeft het Uwv onderzoek gedaan naar haar werkzaamheden, waaruit bleek dat zij meer uren werkte dan toegestaan. Het Uwv heeft daarop haar uitkering stopgezet en teruggevorderd. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij niet op de hoogte was van de schending van de inlichtingenplicht, maar de Raad oordeelt dat zij deze verplichting niet is nagekomen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank, dat appellante de wijzigingen in haar werkuren had moeten doorgeven aan het Uwv. De Raad concludeert dat het Uwv terecht de WIA-uitkering heeft herzien en de terugvordering heeft ingesteld. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep op 1 augustus 2019.