ECLI:NL:CRVB:2019:2529
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake benoeming in de normfunctie Medewerker bedrijfsvoering III en functiewaardering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, waarin het beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden ongegrond werd verklaard. Appellant, die sinds 1999 werkzaam is bij de gemeente, was eerder benoemd als administratief medewerker begraafplaatsen in schaal 6. Op 10 februari 2016 heeft het college appellant benoemd in de normfunctie Medewerker bedrijfsvoering III, schaal 7, op basis van het functiewaarderingssysteem HR21. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze indeling, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft in haar uitspraak overwogen dat de functiebeschrijving van de functie van administratief medewerker begraafplaatsen uit 2010 als uitgangspunt mocht dienen voor de indeling. Appellant heeft in hoger beroep herhaald dat deze functiebeschrijving niet meer actueel is en dat zijn functie niet correct is ingepast. Hij stelt dat er sinds 2010 relevante ontwikkelingen in zijn functie zijn geweest en dat hij ten onrechte niet is ingedeeld in schaal 8, zoals een collega die dezelfde werkzaamheden verricht.
De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelt dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat de rechterlijke toetsing bij de inpassing van generieke functies terughoudend is. De Raad concludeert dat de inpassing van appellant in de functie Medewerker bedrijfsvoering III op voldoende gronden berust en dat er geen schending van het gelijkheidsbeginsel heeft plaatsgevonden. De Raad wijst erop dat de collega van appellant geen ambtenaar-rechtelijke aanstelling heeft en dat de functiebeschrijving van 2010 nog steeds relevant is voor de indeling.