Uitspraak
18.3765 WMO15-PV
18/3051 WMO15, 18/3686 WMO15 en 18/2871 WMO15 plaatsgevonden.
BESLISSING
Wmo 2015. Hetgeen appellant in deze zaak naar voren heeft gebracht leidt de Raad niet tot een ander oordeel dan in die uitspraken.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam. De appellant, een vreemdeling zonder rechtmatig verblijf, had verzocht om een maatwerkvoorziening beschermd wonen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had dit verzoek afgewezen, wat door de rechtbank in de eerdere uitspraak werd bevestigd. De Raad heeft in zijn uitspraak verwezen naar eerdere uitspraken waarin werd vastgesteld dat vreemdelingen zoals appellant geen aanspraak kunnen maken op een maatwerkvoorziening beschermd wonen op basis van de Wmo 2015.
De Raad heeft de argumenten van appellant, die stelde dat hij medische zorg nodig heeft en dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid deze zorg niet biedt, niet kunnen volgen. De Raad oordeelde dat appellant niet kan worden gelijkgesteld met een Nederlander en dat de eerdere uitspraken van 3 oktober 2018 en 12 december 2018 nog steeds van toepassing zijn. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van appellant ongegrond. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.