ECLI:NL:CRVB:2018:4209
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om maatwerkvoorziening beschermd wonen wegens gebrek aan rechtmatig verblijf
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 december 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellant had verzocht om een maatwerkvoorziening voor beschermd wonen, maar dit verzoek werd door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat appellant geen rechtmatig verblijf had in Nederland. De rechtbank had het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarbij zij verwees naar artikel 1.2.2 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).
In hoger beroep voerde appellant aan dat hij beschermd wonen nodig had en dat het college dit zou moeten bieden, aangezien de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid dit niet wilde. Appellant betoogde verder dat hij niet als vreemdeling moest worden beschouwd volgens de Wmo 2015. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat, zoals eerder vastgesteld in een andere uitspraak, vreemdelingen geen aanspraak kunnen maken op een maatwerkvoorziening beschermd wonen op basis van de Wmo 2015. De Raad concludeerde dat de argumenten van appellant niet leidden tot een ander oordeel dan in de eerdere uitspraak.
De Raad bevestigde de beslissing van de rechtbank en gaf aan dat appellant, indien hij meent dat hij niet de benodigde hulp van de staatssecretaris krijgt, daartegen beroep kan instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd in het openbaar uitgesproken en is vastgelegd in een proces-verbaal.