ECLI:NL:CRVB:2018:4209

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 december 2018
Publicatiedatum
21 december 2018
Zaaknummer
18/2999 WMO15-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om maatwerkvoorziening beschermd wonen wegens gebrek aan rechtmatig verblijf

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 december 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellant had verzocht om een maatwerkvoorziening voor beschermd wonen, maar dit verzoek werd door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat appellant geen rechtmatig verblijf had in Nederland. De rechtbank had het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarbij zij verwees naar artikel 1.2.2 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).

In hoger beroep voerde appellant aan dat hij beschermd wonen nodig had en dat het college dit zou moeten bieden, aangezien de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid dit niet wilde. Appellant betoogde verder dat hij niet als vreemdeling moest worden beschouwd volgens de Wmo 2015. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat, zoals eerder vastgesteld in een andere uitspraak, vreemdelingen geen aanspraak kunnen maken op een maatwerkvoorziening beschermd wonen op basis van de Wmo 2015. De Raad concludeerde dat de argumenten van appellant niet leidden tot een ander oordeel dan in de eerdere uitspraak.

De Raad bevestigde de beslissing van de rechtbank en gaf aan dat appellant, indien hij meent dat hij niet de benodigde hulp van de staatssecretaris krijgt, daartegen beroep kan instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd in het openbaar uitgesproken en is vastgelegd in een proces-verbaal.

Uitspraak

18.2999 WMO15-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 16 mei 2018, 17/6582 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
Datum uitspraak: 12 december 2018
Zitting heeft: L.M. Tobé
Griffier: R.P.W. Jongbloed
Ter zitting is verschenen: mr. W.G. Fischer, advocaat, namens appellant

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
Bij besluit van 18 oktober 2017, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 30 oktober 2017 (bestreden besluit), heeft het college het verzoek van appellant om hem een maatwerkvoorziening beschermd wonen te verstrekken afgewezen. Hieraan heeft het college ten grondslag gelegd dat appellant geen rechtmatig verblijf heeft.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, onder verwijzing naar artikel 1.2.2 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij beschermd wonen nodig heeft. Nu de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (staatssecretaris) dit niet wil bieden zal het college dit moeten doen. Verder werkt artikel 122a van de Zorgverzekeringswet niet zoals het zou moeten.
Appellant is geen vreemdeling als bedoeld in artikel 1.2.2, eerste lid, van de Wmo 2015 en is ook niet op grond van artikel 2.1, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 met een Nederlander gelijkgesteld.
Zoals eerder overwogen in de uitspraak van 3 oktober 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3022, kan een vreemdeling zoals appellant geen aanspraak maken op een maatwerkvoorziening beschermd wonen op grond van de Wmo 2015. Hetgeen appellant in deze zaak meer of anders heeft aangevoerd leidt de Raad niet tot een ander oordeel dan in die uitspraak. Appellant kan, indien hij meent dat hij van de staatssecretaris niet de benodigde hulp krijgt, daartegen beroep en vervolgens hoger beroep bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State instellen.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) R.P.W. Jongbloed (getekend) L.M. Tobé

KS