Uitspraak
17.4103 PW
25 april 2017, 16/6985 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de afwijzing van haar aanvraag voor bijstand ingevolge de Participatiewet (PW) werd bevestigd. Appellante ontving van 30 december 2013 tot en met 30 juni 2016 een uitkering op basis van de Werkloosheidswet en heeft op 1 juni 2016 een aanvraag voor bijstand ingediend, met ingang van 1 juli 2016. Appellante was eigenaar van een woning die zij in 2015 met toestemming van de bank verhuurde om haar hypotheeklasten en servicekosten te kunnen betalen. De huuropbrengsten werden op haar bankrekening gestort, waarover zij vrijelijk kon beschikken. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam weigerde de bijstandsaanvraag, omdat de huuropbrengsten als inkomen werden beschouwd, dat hoger was dan de bijstandsnorm voor een alleenstaande.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat appellante niet beperkt was in haar beschikkingsmacht over de huuropbrengsten, ondanks haar verplichtingen om hypotheeklasten te betalen. De Raad stelt vast dat appellante zelfstandig kon beslissen over het gebruik van de huuropbrengsten. Het enkele bestaan van een pandrecht van de bank op de vorderingen van appellante op haar huurder verandert hier niets aan. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.