Uitspraak
16.7673 PW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
voor zover daarbij de hoogte van de boete is vastgesteld op € 3.980,-;
plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het besluit van 23 februari 2016;
van in totaal € 170,- vergoedt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante ontving sinds 7 december 2012 bijstand op basis van de Participatiewet. Naar aanleiding van een onderzoek door de gemeente Rotterdam bleek dat appellante een aanzienlijk saldo op verschillende bankrekeningen had, waarvan zij geen melding had gemaakt. Dit leidde tot de intrekking van haar bijstand en een boete wegens schending van de inlichtingenverplichting. De Raad oordeelde dat appellante beschikte over vermogen dat boven de vrij te laten grens lag, en dat zij de inlichtingenverplichting had geschonden door geen melding te maken van de en/of-rekening die op haar naam stond. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verlaagde de opgelegde boete van € 3.980,- naar € 1.195,87, rekening houdend met de financiële omstandigheden van appellante. Tevens werd het college veroordeeld in de kosten van appellante en het griffierecht werd vergoed.