ECLI:NL:CRVB:2019:237
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsverlening en verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot bankafschriften
In deze zaak heeft verzoeker, die sinds 1 december 2010 bijstand ontving op basis van de Participatiewet, hoger beroep ingesteld tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Venlo. De zaak draait om de vraag of verzoeker recht heeft op bijstand, gezien het feit dat hij geen bankafschriften van de rekening van zijn overleden moeder kon overleggen. Het college had de bijstand opgeschort en later ingetrokken omdat verzoeker niet voldeed aan de inlichtingenverplichting. De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij de gevraagde bankafschriften niet kon overleggen omdat hij de erfenis van zijn moeder had verworpen. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat verzoeker, als 'Betreuer' van zijn moeder, wel degelijk bevoegd was om over de bankafschriften te beschikken. De voorzieningenrechter bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en vernietigde het besluit van het college om de aanvraag van verzoeker af te wijzen. Tevens werd het college opgedragen om een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van verzoeker. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat verzoeker over voldoende middelen beschikte tijdens de procedure. De kosten van de rechtsbijstand werden aan het college opgelegd.