ECLI:NL:CRVB:2019:2358
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing toekenning uitkeringen op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945
In deze zaak heeft appellant, geboren in 1939, beroep ingesteld tegen een besluit van de Pensioen- en Uitkeringsraad, waarin zijn aanvraag voor uitkeringen op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo) werd afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat appellant pas in 2018 werd erkend als blijvend invalide, terwijl zijn werkbeëindigingen in 1959, 1961 en 1997 geen verband hielden met zijn psychische oorlogsinvaliditeit. De Raad heeft vastgesteld dat de ingangsdatum van de toekenningen op 1 maart 2018 is vastgesteld, omdat dit de eerste dag is van de maand waarin de aanvraag is ingediend. Appellant had eerder, in 2003, al een aanvraag ingediend die was afgewezen omdat er geen blijvende invaliditeit was vastgesteld. In 2018 werd echter erkend dat zijn psychische klachten waren verergerd, maar de lichamelijke klachten werden niet aan het oorlogsgeweld toegeschreven. De Raad heeft het beleid van de verweerder aanvaard dat de ingangsdatum alleen kan worden aangepast bij een ambtelijke fout. De Raad oordeelt dat er geen aanleiding is om de ingangsdatum te vervroegen, en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is gedaan door W.J.A.M. van Brussel, met L.R. Daman als griffier.