Uitspraak
18.3686 WMO15-PV
BESLISSING
Wmo 2015. Hetgeen appellant in deze zaak naar voren heeft gebracht leidt de Raad niet tot een ander oordeel dan in die uitspraken.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 juli 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een vreemdeling die aanspraak wilde maken op een maatwerkvoorziening voor beschermd wonen op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). De appellant had eerder een verzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, dat was afgewezen op grond van het feit dat de appellant geen rechtmatig verblijf had. De rechtbank Amsterdam had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna de appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat, zoals eerder in vergelijkbare zaken is overwogen, vreemdelingen geen aanspraak kunnen maken op maatwerkvoorzieningen beschermd wonen op basis van de Wmo 2015. De Raad stelde vast dat de argumenten van de appellant niet leidden tot een ander oordeel dan in eerdere uitspraken. De Raad benadrukte dat de appellant niet kan worden gelijkgesteld met een Nederlander en dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen bescherming biedt aan de appellant, wat de afwijzing van het verzoek door het college rechtvaardigt.
De uitspraak werd gedaan in het openbaar en de Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De griffier en de voorzitter hebben de uitspraak ondertekend, waarmee de beslissing officieel werd vastgelegd.