In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die sinds 1 augustus 2008 een uitkering ontvangt op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De appellant was betrokken bij een hennepkwekerij, die op 22 december 2014 door de politie werd aangetroffen. De politie vond 197 hennepplanten en concludeerde dat de appellant inkomsten had gegenereerd uit deze illegale activiteit. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft daarop een onderzoek ingesteld en vastgesteld dat de appellant over de periode van 1 juni 2014 tot 23 december 2014 geen recht had op uitbetaling van zijn WAO-uitkering, omdat hij inkomsten had ontvangen uit de hennepkwekerij. Het Uwv heeft het onverschuldigd betaalde bedrag van € 10.166,67 teruggevorderd.
De rechtbank Gelderland heeft het beroep van de appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de appellant zijn inlichtingenplicht had geschonden door geen melding te maken van zijn betrokkenheid bij de hennepkwekerij. De appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat het Uwv geen eigen onderzoek heeft verricht en dat hij geen inkomsten uit de hennepteelt heeft gehad. De Raad voor de Rechtspraak heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij werd geoordeeld dat het Uwv voldoende onderzoek had gedaan en dat de appellant niet had aangetoond dat hij geen inkomsten had genoten. De Raad concludeerde dat de terugvordering van de uitkering terecht was en dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de argumenten van de appellant en het Uwv hebben gewogen. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant vanaf 1 juni 2014 bij de hennepkwekerij betrokken was en dat hij zijn inlichtingenplicht had geschonden. De Raad heeft de conclusie van de rechtbank onderschreven dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat de appellant geen recht had op uitbetaling van zijn uitkering en dat de terugvordering gerechtvaardigd was.