ECLI:NL:CRVB:2019:221
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens ontbreken procesbelang in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Overijssel, waarin het beroep tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland over de toekenning van een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 werd behandeld. De rechtbank had het beroep gericht tegen de bezwaarkosten gegrond verklaard, maar het beroep voor het overige ongegrond verklaard. Appellante was het niet eens met het aantal uren hulp bij het huishouden dat haar was toegekend en heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft in haar overwegingen vastgesteld dat er sprake moet zijn van voldoende procesbelang om het hoger beroep te kunnen ontvankelijk verklaren. Dit betekent dat het resultaat dat de indiener nastreeft daadwerkelijk kan worden bereikt en van feitelijke betekenis moet zijn. In dit geval ging het geschil over een reeds verstreken periode, en de Raad heeft geoordeeld dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij schade heeft geleden of dat een inhoudelijk oordeel over de maatwerkvoorziening van belang kan zijn voor toekomstige aanvragen.
Daarom heeft de Raad geconcludeerd dat appellante geen procesbelang meer heeft in deze zaak, en heeft het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met J. Brand als voorzitter en D.S. de Vries en L.M. Tobé als leden, en is openbaar uitgesproken op 23 januari 2019.