ECLI:NL:CRVB:2019:2146
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake extra kinderbijslag en vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.T. Willemsen, had een aanvraag ingediend voor een extra bedrag aan kinderbijslag voor zijn dochter. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had in een brief van 29 juni 2017 de appellant gewezen op de mogelijkheid om een aanvraag in te dienen, maar ook op de voorwaarden waaronder dit recht bestond, waaronder een inkomensgrens van € 4.881,-.
De Svb had op 17 juli 2017 een voorschot van € 2.005,99 toegekend, maar later, op 14 november 2017, werd aan de appellant meegedeeld dat hij geen recht had op het extra bedrag aan kinderbijslag, omdat zijn en zijn partner's inkomen boven de gestelde grens uitkwam. De Svb vorderde het voorschot terug. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat het beroep op het vertrouwensbeginsel niet slaagde.
In hoger beroep herhaalde de appellant zijn standpunt dat de regels over de dubbele kinderbijslag niet duidelijk waren en dat hij op basis van de communicatie van de Svb had aangenomen recht te hebben op het extra bedrag. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de Svb niet het vertrouwen had gewekt dat de appellant recht had op de extra kinderbijslag, gezien de duidelijke voorwaarden die waren gesteld in de communicatie van de Svb. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.