ECLI:NL:CRVB:2019:2144
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit zorgkantoor over persoonsgebonden budget 2016
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een besluit van VGZ Zorgkantoor B.V. van 26 september 2017. Het geschil betreft de toekenning van een persoonsgebonden budget (pgb) voor het jaar 2016, dat was verleend op basis van een vaststellingsovereenkomst van 23 januari 2013. Het zorgkantoor had het pgb voor 2016 geïndexeerd, waardoor het bedrag was verhoogd van € 201.206,25 naar € 219.029,98. Appellante, vertegenwoordigd door haar wettelijk vertegenwoordiger, stelde dat het zorgkantoor de vaststellingsovereenkomst niet correct had uitgevoerd, waardoor het verleende pgb te laag zou zijn.
De Raad heeft vastgesteld dat het zorgkantoor het pgb voor 2016 inderdaad op basis van de vaststellingsovereenkomst heeft verleend en dat de overeenkomst is nageleefd. De Raad oordeelde dat de argumenten van appellante in hoger beroep geen doel troffen, aangezien het zorgkantoor de juiste procedure had gevolgd en het pgb correct had vastgesteld. De Raad verklaarde het beroep van appellante ongegrond en bevestigde het besluit van het zorgkantoor.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter A.J. Schaap en de leden D.S. de Vries en N.R. Docter betrokken waren. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.