ECLI:NL:CRVB:2017:3085

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 augustus 2017
Publicatiedatum
8 september 2017
Zaaknummer
17/4405 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar Zorgkantoor betreffende persoonsgebonden budget

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft een geschil tussen appellante en VGZ Zorgkantoor B.V. over de niet-ontvankelijk verklaring van een bezwaar tegen een besluit van het Zorgkantoor. Appellante had op 12 juli 2016 een persoonsgebonden budget (pgb) ontvangen, maar het Zorgkantoor verklaarde haar bezwaar tegen dit besluit niet-ontvankelijk wegens een termijnoverschrijding. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, maar appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat het besluit mogelijk later is verzonden dan vermeld, waardoor zij tijdig bezwaar had kunnen maken.

De Raad heeft vastgesteld dat het Zorgkantoor in een brief van 8 augustus 2017 heeft aangegeven dat het besluit van 12 juli 2016 een dag later is verzonden. Hierdoor heeft appellante haar bezwaarschrift tijdig ingediend. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en het beroep van appellante gegrond verklaard. Het Zorgkantoor is opgedragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, waarbij het besluit uiterlijk zes weken na ontvangst van de reactie van appellante op de brief van 11 augustus 2017 moet worden genomen. Tevens is bepaald dat tegen het nieuwe besluit slechts bij de Raad beroep kan worden ingesteld.

De uitspraak benadrukt het belang van de juiste verzending van besluiten en de gevolgen van termijnoverschrijdingen in het bestuursrecht. De Raad heeft geen proceskostenvergoeding toegekend, omdat hier geen aanleiding voor was.

Uitspraak

17/4405 WLZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van
13 juni 2017, 16/4510 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
VGZ Zorgkantoor B.V. (Zorgkantoor)
Datum uitspraak: 30 augustus 2017
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft haar wettelijk vertegenwoordiger [naam wettelijk vertegenwoordiger] hoger beroep ingesteld.
Het Zorgkantoor heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft aanleiding gezien bij brief van 3 augustus 2017 enkele vragen voor te leggen aan het Zorgkantoor.
Het Zorgkantoor heeft bij brief van 8 augustus 2017 aangekondigd een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 augustus 2017. Namens appellante is verschenen Hageraats. Het Zorgkantoor is, met bericht, niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Het Zorgkantoor heeft bij besluit van 12 juli 2016 aan appellante op grond van de Regeling langdurige zorg (Rlz) voor het jaar 2016 een persoonsgebonden budget (pgb) verleend.
1.2.
Bij besluit van 13 september 2016 (bestreden besluit) heeft het Zorgkantoor het bezwaar van appellante tegen het besluit van 12 juli 2016 niet-ontvankelijk verklaard wegens een niet‑verschoonbare termijnoverschrijding.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat appellante het besluit van
12 juli 2016 binnen de bezwaartermijn heeft ontvangen en tijdig bezwaar had kunnen maken. De rechtbank heeft het standpunt van het Zorgkantoor onderschreven dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is.
3.1.
Appellante heeft in hoger beroep de verzending van het primaire besluit op de op dat besluit vermelde datum bestreden. Zij heeft aangevoerd dat het besluit van 12 juli 2016
niet-aangetekend is verzonden en dat niet zeker is op welke datum het besluit is verzonden. Het besluit heeft mogelijk een dag langer bij de administratie gelegen. Het bezwaarschrift is slechts één dag te laat ingediend. Uitgaande van de latere verzending van het primaire besluit is appellante tijdig in bezwaar gegaan.
3.2.
In de brief van 8 augustus 2017 heeft het Zorgkantoor vermeld dat het besluit van
12 juli 2016 een dag later is verzonden. Het Zorgkantoor zal het bezwaar van appellante alsnog inhoudelijk beoordelen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Tussen partijen is niet meer in geschil dat het primaire besluit van 12 juli 2016 is verzonden op 13 juli 2016, dat de bezwaartermijn eindigde op 24 augustus 2016 en dat appellante haar bezwaarschrift op 24 augustus 2016 ter post heeft bezorgd. Daarmee heeft appellante tijdig bezwaar gemaakt tegen het besluit van 12 juli 2016.
4.2.
Dit betekent dat de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking komt. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen zal de Raad het beroep van appellante gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. De Raad beschikt niet over voldoende gegevens om zelf in de zaak te voorzien en zal daarom het Zorgkantoor opdragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Dit besluit dient te worden genomen uiterlijk zes weken nadat het Zorgkantoor een reactie van appellante heeft ontvangen op de brief van 11 augustus 2017 waarin het Zorgkantoor appellante heeft verzocht gronden in te dienen.
4.3.
Met het oog op een voortvarende afdoening van het geschil ziet de Raad aanleiding om met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Awb te bepalen dat tegen het nieuwe besluit slechts bij hem beroep kan worden ingesteld.
5. Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is niet gebleken.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 13 september 2016;
  • draagt het Zorgkantoor op een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, uiterlijk zes weken nadat appellante schriftelijk heeft gereageerd op de brief van 11 augustus 2017;
  • bepaalt dat beroep tegen de nieuwe beslissing op bezwaar slechts bij de Raad kan worden ingesteld;
  • bepaalt dat het Zorgkantoor het door appellante in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 170,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.A. Boersma, in tegenwoordigheid van N. van Rooijen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2017.
(getekend) J.P.A. Boersma
(getekend) N. van Rooijen

AB