ECLI:NL:CRVB:2019:2141
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekken en terugvorderen van bijstand op basis van beëindigd verblijfsrecht van Poolse appellanten
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan twee Poolse appellanten, die vanaf 4 maart 2015 bijstand ontvingen op grond van de Participatiewet (PW). Na een melding van het college dat appellanten publieke middelen hadden aangevraagd, heeft de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op 14 juli 2015 vastgesteld dat hun verblijfsrecht als gemeenschapsonderdaan van rechtswege was geëindigd. Het bezwaar tegen deze beslissing werd door de Staatssecretaris ongegrond verklaard op 14 januari 2016. De rechtbank heeft op 22 augustus 2016 de beroepen tegen deze besluiten ongegrond verklaard.
Vervolgens heeft het college op 3 januari 2017 de bijstand van appellanten ingetrokken met terugwerkende kracht tot 22 augustus 2016, omdat zij geen recht meer hadden op bijstand. De rechtbank heeft in de eerste aangevallen uitspraak geoordeeld dat het college terecht de bijstand heeft ingetrokken, omdat appellanten vanaf die datum niet langer gelijkgesteld konden worden met Nederlanders op grond van artikel 11, derde lid, van de PW. Ook is geoordeeld dat appellanten niet onder de reikwijdte van artikel 16, tweede lid, van de PW vallen, waardoor er geen dringende redenen waren om bijstand toe te kennen.
Daarnaast heeft het college de gemaakte kosten van bijstand over diverse perioden teruggevorderd, wat in de tweede aangevallen uitspraak door de rechtbank ook ongegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat appellanten vanaf 22 augustus 2016 geen rechtmatig verblijf meer hadden en dat het college de kosten op goede gronden had teruggevorderd. De gronden die appellanten in hoger beroep aanvoerden, waren een herhaling van eerdere argumenten, waarop de rechtbank al gemotiveerd had gereageerd. De Raad bevestigt de oordelen van de rechtbank en concludeert dat de hoger beroepen niet slagen. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.