ECLI:NL:CRVB:2019:2086
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake wijziging aflossingscapaciteit en vertrouwensbeginsel in sociale zekerheidswetgeving
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin de rechtbank het beroep van appellant tegen een besluit van het Uwv ongegrond heeft verklaard. Het Uwv had de aflossingscapaciteit van appellant vastgesteld op € 540,11 per maand, na eerder een bedrag van € 19,- per maand te hebben gehanteerd. Appellant stelt dat het Uwv in 2012 toezeggingen heeft gedaan dat het aflossingsbedrag niet zou worden verhoogd, en beroept zich op het vertrouwensbeginsel. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat er geen gerechtvaardigde verwachtingen zijn gewekt door het Uwv. De Raad stelt vast dat appellant op de hoogte was van de mogelijkheid dat de aflossingscapaciteit opnieuw zou worden berekend na afloop van een bepaalde periode. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.