ECLI:NL:CRVB:2019:2061
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen weigering WIA-uitkering met psychische klachten als argument
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 juni 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om hem een WIA-uitkering toe te kennen. Appellant, die eerder een WIA-uitkering ontving, had deze uitkering in 2012 verloren omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Na een nieuwe aanvraag in 2017, waarin hij stelde dat zijn psychische klachten waren toegenomen, weigerde het Uwv opnieuw de uitkering. Appellant voerde in hoger beroep aan dat hij al in 2012 psychische klachten had en dat deze niet waren meegenomen in de beoordeling. Hij verzocht om een onafhankelijk psychiatrisch onderzoek.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de argumenten van appellant in hoger beroep een herhaling waren van wat hij eerder had aangevoerd. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die had vastgesteld dat er geen toegenomen beperkingen waren na 1 december 2012. De Raad concludeerde dat appellant geen duidelijkheid had verschaft over zijn psychische klachten en dat er geen aanleiding was voor het inschakelen van een onafhankelijke deskundige. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.