ECLI:NL:CRVB:2019:2060
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen weigering WIA-uitkering en beoordeling psychische klachten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de weigering van zijn WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, die eerder een WIA-uitkering ontving, heeft deze opnieuw aangevraagd na een periode van ziekte. Het Uwv heeft de aanvraag afgewezen, omdat appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor een WIA-uitkering. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing gegrond verklaard, maar het Uwv heeft in hoger beroep de uitspraak van de rechtbank bestreden. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat appellant in hoger beroep voornamelijk herhaalt wat hij eerder heeft aangevoerd. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en voegt daaraan toe dat appellant geen duidelijkheid heeft verschaft over zijn psychische klachten, met name niet over de diagnose psychose en de oorsprong van deze klachten. De Raad concludeert dat er geen nieuwe feiten zijn die de eerdere beslissing van het Uwv kunnen onderbouwen en dat er geen aanleiding is voor het inschakelen van een onafhankelijke deskundige. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.