ECLI:NL:CRVB:2019:2059
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het verzoek om terug te komen van een eerder besluit inzake Wajong-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. Appellante, geboren in 1987, had in 2009 een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) aangevraagd, maar deze aanvraag was afgewezen omdat zij minder dan 25% arbeidsongeschikt werd geacht. Na een eerdere vernietiging van een uitspraak van de rechtbank in 2016, diende appellante op 20 oktober 2016 een aanvraag in voor een Beoordeling arbeidsvermogen, die door het Uwv werd opgevat als een verzoek om terug te komen van het besluit van 26 oktober 2012. Het Uwv wees dit verzoek af, omdat er geen nieuwe informatie was overgelegd die de eerdere beoordeling zou kunnen veranderen.
De rechtbank had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat de artsen van het Uwv voldoende onderzoek hadden verricht en dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven om de eerdere beslissing te herzien. Appellante had aangevoerd dat er sprake was van een inequality of arms, maar de Raad oordeelde dat zij voldoende gelegenheid had gehad om haar standpunt naar voren te brengen. De Raad concludeerde dat het Uwv het verzoek om terug te komen van het besluit van 26 oktober 2012 terecht had afgewezen, en bevestigde de uitspraak van de rechtbank met verbetering van gronden.