ECLI:NL:CRVB:2019:2039
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand voor verhuiskosten en inrichtingskosten onder de Participatiewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellanten, die bijzondere bijstand voor verhuiskosten en inrichtingskosten hadden aangevraagd, kregen te maken met afwijzingen van hun aanvragen door het college van burgemeester en wethouders van Utrecht. De Raad heeft vastgesteld dat de eerdere aanvragen voor bijzondere bijstand waren afgewezen op basis van het ontbreken van nieuwe feiten of omstandigheden die de afwijzing zouden kunnen rechtvaardigen. De appellanten voerden aan dat hun verhuizing naar een nieuwe woning en hun hoge medische kosten voldoende reden waren voor het toekennen van bijzondere bijstand. Echter, de Raad oordeelde dat de verhuizing op zich geen nieuw feit was en dat de appellanten, ondanks hun medische kosten, een inkomen hadden dat boven de bijstandsnorm lag. De Raad concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die het college verplichtten om bijzondere bijstand toe te kennen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.