ECLI:NL:CRVB:2019:200
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.T.H. Zimmerman
- P.W. van Straalen
- J.C.F. Talman
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de kostendelersnorm in het kader van bijstandsverlening en hoofdverblijf
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellante, die sinds 2004 bijstand ontvangt, betwistte de toepassing van de kostendelersnorm door het college van burgemeester en wethouders van Groningen. De kostendelersnorm werd toegepast omdat het college aannam dat appellante op 1 juli 2015 haar hoofdverblijf had in dezelfde woning als haar meerderjarige zoon. Appellante stelde echter dat zij op dat moment feitelijk in de woning van haar moeder verbleef, die op dat moment in het ziekenhuis was opgenomen.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij op de genoemde datum haar hoofdverblijf had in de woning van haar moeder. De Raad concludeerde dat appellante op 1 juli 2015 nog steeds in de woning aan [adres 1] verbleef, waar zij zorg droeg voor haar zoon. De Raad heeft ook overwogen dat de wetgever met de invoering van de kostendelersnorm heeft beoogd om de voordelen van het delen van kosten met woningdelers te reguleren, ongeacht de redenen voor het delen van de woning. De bijzondere omstandigheden van appellante, zoals haar zorg voor haar zoon, waren niet voldoende om van de kostendelersnorm af te wijken.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd, wat betekent dat de beslissing van het college om de bijstand van appellante te verlagen in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.