ECLI:NL:CRVB:2019:1955
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag hoog persoonlijk kilometerbudget door FMMU
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellante, geboren in 1937, had een aanvraag ingediend bij de FMMU voor een hoog persoonlijk kilometerbudget (pkb), omdat zij beperkte mobiliteit ervaart door haar leeftijd en artrose. De FMMU had deze aanvraag afgewezen op basis van het Indicatieprotocol, dat stelt dat personen met een gehandicaptenparkeerkaart (gpk) doorgaans voldoende vervoersalternatieven hebben. De rechtbank heeft de afwijzing van de FMMU in eerste instantie vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten, omdat de FMMU in een eerdere brief had gemotiveerd dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van het protocol rechtvaardigden.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij niet in staat is om lange afstanden te rijden of per trein te reizen, en dat zij geen hulp heeft van anderen om haar auto te besturen. De Raad heeft echter geoordeeld dat de door appellante aangevoerde omstandigheden niet voldoende zijn om aan te nemen dat zij in afwijking van het Indicatieprotocol in aanmerking komt voor een hoog pkb. De Raad bevestigt daarmee de eerdere uitspraak van de rechtbank en de afwijzing van de FMMU blijft in stand. De uitspraak benadrukt het belang van het Indicatieprotocol en de criteria die daarin zijn opgenomen voor de toekenning van een hoog pkb.