Uitspraak
17.2086 WIA, 17/4149 WIA
OVERWEGINGEN
Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) niet is doorlopen en geen eindewachttijdbeoordeling wordt verricht. Appellante heeft op 27 juni 2016 een zienswijze ingediend. Bij besluit van 2 augustus 2016 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante ongegrond verklaard. Daarbij heeft het Uwv appellante meegedeeld dat zij niet in aanmerking komt voor een WAO-uitkering, omdat er geen objectieve medische gegevens zijn die aanleiding geven om appellante op 3 oktober 2003 arbeidsongeschikt te achten.
3 oktober 2003 52 weken onafgebroken arbeidsongeschikt voor de laatst verrichte arbeid is geweest. De enkele niet nader met stukken onderbouwde stelling van appellante dat zij omstreeks 3 oktober 2003 vanwege haar klachten niet meer werd opgeroepen door het uitzendbureau, volstaat in dit verband niet. De rechtbank is van oordeel dat het Uwv terecht heeft geweigerd aan appellante de gevraagde uitkering op grond van de WAO toe te kennen. Nu appellante geen recht heeft (gehad) op een uitkering, is geen sprake van vertragingsschade.
12,5 jaar na de gestelde aanvang van de arbeidsongeschiktheid per 3 oktober 2003, de aanvraag bij het Uwv heeft ingediend. Uit de gegevens van Oerlemans en van Zijp-Zuidema komen ook geen concrete feiten of omstandigheden naar voren die aanknopingspunten bieden voor de stelling van appellante dat zij sinds 3 oktober 2003 onafgebroken 52 weken arbeidsongeschikt is geweest. Voor zover door tijdsverloop de medische situatie niet meer exact is vast te stellen, komt dat naar vaste rechtspraak voor rekening van degene die laattijdig aanvraagt (bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 15 november 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3591). Het hoger beroep van appellante slaagt niet. Gelet op dit oordeel moet het verzoek om schadevergoeding worden afgewezen.