ECLI:NL:CRVB:2019:1922
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van ZW-uitkering op basis van schending inlichtingenplicht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de intrekking en terugvordering van een Ziektewet (ZW) uitkering van appellant door het Uwv. Appellant had zich op 28 maart 2013 ziek gemeld en ontving vanaf 2 oktober 2013 een ZW-uitkering. Gedurende deze periode bestonden er twijfels over de aard van zijn aandoening, wat leidde tot een onderzoek door verschillende artsen. De verzekeringsarts concludeerde dat appellant niet adequaat meewerkte aan het onderzoek en dat er geen sprake was van een psychiatrische aandoening. Het Uwv heeft vervolgens de ZW-uitkering met terugwerkende kracht ingetrokken en een bedrag van € 27.023,63 teruggevorderd, alsook een boete van € 7.800,- opgelegd wegens schending van de inlichtingenplicht. Appellant heeft bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft de bezwaren ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de rechtbank niet zorgvuldig heeft geoordeeld. De Raad heeft echter geoordeeld dat het Uwv terecht heeft geconcludeerd dat appellant zijn inlichtingenplicht heeft geschonden. De Raad heeft de boete verlaagd naar € 3.958,80, maar heeft de intrekking en terugvordering van de ZW-uitkering bevestigd. De Raad heeft het Uwv veroordeeld in de kosten van appellant tot een totaalbedrag van € 3.328,- en heeft bepaald dat het Uwv het griffierecht van € 169,- vergoedt.