ECLI:NL:CRVB:2019:1815
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van persoonsgebonden budget (pgb) wegens onveiligheid en ondoelmatigheid van zorgverlening
In deze zaak gaat het om de beëindiging van een persoonsgebonden budget (pgb) voor appellant, die lijdt aan een stoornis in het psychotische spectrum en andere psychische problemen. Het college van burgemeester en wethouders van Venlo heeft op 12 april 2016 besloten het pgb per 1 mei 2016 te beëindigen, omdat appellant niet in staat werd geacht om de aan het pgb verbonden taken op een verantwoorde wijze uit te voeren. Dit besluit werd later door het college bevestigd in een bestreden besluit van 27 september 2016. Appellant heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank Limburg heeft het beroep ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft in hoger beroep de feiten en omstandigheden van de zaak opnieuw beoordeeld. De Raad heeft vastgesteld dat er ernstige twijfels bestaan over de deskundigheid van de moeder en stiefvader van appellant om de benodigde specialistische begeleiding en zorg te bieden. De Raad heeft ook geconstateerd dat er een patroon van agressief gedrag van appellant richting zijn moeder is, wat de zorgverlening bemoeilijkt. De Raad concludeert dat de zorg aan appellant niet veilig, doeltreffend en cliëntgericht kan worden verstrekt, en bevestigt daarmee de beslissing van het college om het pgb te beëindigen.
De Raad wijst op de mogelijkheid voor appellant om een nieuwe melding te doen voor een combinatie van zorg in natura door professionele zorgverleners en zorg in de vorm van een pgb door zijn moeder en stiefvader. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is gedaan op 5 juni 2019 en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank.