ECLI:NL:CRVB:2019:1797
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen weigering WIA-uitkering met betrekking tot medische beoordeling en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar een WIA-uitkering toe te kennen. Appellante, die zich op 18 februari 2013 ziek meldde, heeft een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, maar het Uwv heeft op basis van een medisch onderzoek geconcludeerd dat zij niet in aanmerking komt voor deze uitkering. De rechtbank Noord-Holland heeft het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat haar medische situatie onvoldoende is beoordeeld en dat er meer rekening gehouden moet worden met haar beperkingen, waaronder CVS. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig is uitgevoerd en dat de FML voldoende rekening houdt met de beperkingen van appellante. De Raad heeft ook het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn beoordeeld en vastgesteld dat de redelijke termijn met bijna vier maanden is overschreden. De Staat is veroordeeld tot betaling van € 500,- aan appellante voor deze overschrijding. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding van het Uwv af.