Uitspraak
17.3482 WIA
Mr. R.M. Noorlander heeft zich vervolgens als gemachtigde gesteld en de nadere gronden van het hoger beroepschrift ingediend.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin zijn beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellant, die als hoogspanningsmonteur werkte, had zich in 2011 ziek gemeld vanwege psychische klachten en ontving vanaf 2013 een WGA-uitkering. In 2016 werd zijn arbeidsongeschiktheid herbeoordeeld, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op 64,73%. Appellant was het niet eens met deze herbeoordeling en stelde dat het onderzoek onzorgvuldig was en dat zijn psychische beperkingen niet goed waren meegenomen. Hij voerde aan dat er nieuwe diagnoses waren gesteld en dat zijn situatie was verslechterd.
De rechtbank oordeelde dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld en dat er geen redenen waren om aan de medische beoordeling te twijfelen. Appellant ging in hoger beroep en voerde aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende rekening had gehouden met zijn psychische klachten en multimorbiditeit. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de verzekeringsarts een zorgvuldig onderzoek had verricht. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische geschiktheid van appellant voor de geduide functies en dat het maatmanloon correct was vastgesteld. Het hoger beroep werd afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.