ECLI:NL:CRVB:2019:1696
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en maatgevende functie van psychiater
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 26 augustus 2015 een aantal besluiten van het Uwv heeft bekrachtigd. Appellante, werkzaam als psychiater, heeft zich op 1 juli 1998 ziek gemeld met reumatoïde artritis en ontving vanaf 30 juni 1999 een WAO-uitkering. Deze uitkering werd per 1 mei 2000 beëindigd omdat haar arbeidsongeschiktheid minder dan 15% bedroeg. Appellante is vervolgens in dienst getreden als arts in opleiding tot psychiater en later als psychiater. Het Uwv heeft in 2012 vastgesteld dat appellante vanaf 4 juni 2012 geen recht meer had op een WIA-uitkering, omdat haar arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de beroepen van appellante tegen de besluiten van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij het Uwv de maatman heeft vastgesteld op de 32 uur per week werkende psychiater. In hoger beroep heeft appellante betoogd dat de maatgevende functie van psychiater moet worden vastgesteld op 38 uur per week, omdat zij een 'medische afzakker' zou zijn en er sprake zou zijn van niet-gerealiseerde toekomstverwachtingen. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellante nooit als psychiater voor 38 uur per week heeft gewerkt en dat er geen reden is om af te wijken van de maatgevende functie van 32 uur per week. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep af.