ECLI:NL:CRVB:2019:1692
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de woonplaats van appellant in relatie tot studiefinanciering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellant, die studiefinanciering ontving op basis van de Wet studiefinanciering 2000, was ingeschreven op een bepaald adres in de basisregistratie personen (brp). De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap had na een huisbezoek geconcludeerd dat appellant niet op het brp-adres woonde, wat leidde tot herziening van de studiefinanciering en terugvordering van een bedrag van € 1.245,64. De rechtbank had het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard.
De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat de bevindingen van het huisbezoek voldoende feitelijke grondslag bieden voor de conclusie van de minister. Tijdens het huisbezoek zijn nauwelijks persoonlijke spullen van appellant aangetroffen, en hij kon geen ruimte tonen die exclusief bij hem in gebruik was. Appellant voerde aan dat hij met zijn sleutel toegang had verleend en dat er spullen van hem waren aangetroffen, maar de Raad oordeelt dat dit onvoldoende gewicht in de schaal legt. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak, met enige verbetering van gronden.