In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft een bezwaar van appellante, werkzaam bij de politie, tegen salarisspecificaties over de maanden maart tot en met juli 2016. Appellante had in 2016 bezwaar gemaakt tegen een besluit, maar het bezwaar tegen de salarisspecificaties werd niet-ontvankelijk verklaard door de korpschef wegens niet verschoonbare termijnoverschrijding. De korpschef stelde dat appellante redelijkerwijs bekend had kunnen zijn met de termijn voor het indienen van bezwaar, omdat informatie hierover op Intranet beschikbaar was.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond, maar appellante stelde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat de salarisspecificaties geen rechtsmiddelverwijzing bevatten. De Raad oordeelde dat het ontbreken van een rechtsmiddelverwijzing bij de salarisspecificaties in beginsel leidt tot verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding, mits de belanghebbende dit kan onderbouwen. De Raad kwam tot de conclusie dat appellante niet redelijkerwijs kon weten dat zij binnen een bepaalde termijn bezwaar moest maken, en dat de korpschef het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard.
De Raad verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de aangevallen uitspraak en het besluit van de korpschef, en droeg de korpschef op om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Tevens werd de korpschef veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 2.048,-.