ECLI:NL:CRVB:2019:1624
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
WW-uitkering en verwijtbare werkloosheid: beoordeling van omstandigheden rondom ontslag en verhuizing
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uwv, waarbij haar WW-uitkering werd geweigerd op grond van verwijtbare werkloosheid. Appellante was werkzaam als postverspreider en had haar dienstverband opgezegd in verband met een verhuizing. Het Uwv stelde dat appellante verwijtbaar werkloos was geworden, omdat zij haar ontslag had genomen zonder dat er zodanige bezwaren waren verbonden aan de voortzetting van het dienstverband dat dit redelijkerwijs niet van haar kon worden gevergd. De rechtbank Rotterdam had het beroep van appellante ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de omstandigheden rondom haar verhuizing en ontslag maken dat de werkloosheid haar niet in overwegende mate kan worden verweten. De Raad voor de Rechtspraak heeft de feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien en geconcludeerd dat appellante niet in overwegende mate verwijtbaar werkloos is geworden. De Raad oordeelde dat appellante in een situatie verkeerde waarin de sloop van haar woning in de wijk [naam wijk 1] op korte termijn aanstaande was en dat het afwijzen van een geschikte woning het risico met zich meebracht dat zij geen andere woning meer zou kunnen krijgen. De combinatie van de afstand tot de nieuwe woning en de vereisten van haar werk maakten het voor appellante onredelijk om haar dienstverband voort te zetten.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd, het beroep gegrond verklaard en het Uwv opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 2.048,- bedragen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep en is openbaar uitgesproken op 16 mei 2019.