Op 17 januari 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft een appellant die in beroep ging tegen een plaatsingsbesluit van het college van burgemeester en wethouders van Druten. Appellant was eerder aangesteld in een functie, maar verzocht om terug te komen op het aanstellingsbesluit omdat hij vond dat de aanstellingsomvang te laag was. Dit verzoek werd afgewezen en het aanstellingsbesluit werd onherroepelijk. In hoger beroep stelde appellant dat hij op basis van zijn feitelijke werkzaamheden in twee functies had moeten worden geplaatst, maar de Raad oordeelde dat hij geen nieuwe argumenten had aangedragen en dat het college vrij was om de vacature op de wijze open te stellen. De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat het plaatsingsbesluit terecht was gehandhaafd. Ook het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, omdat het aanstellingsbesluit rechtens onherroepelijk was en er geen sprake was van onrechtmatigheid. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.