ECLI:NL:CRVB:2019:1496
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering toestemming voor verhuizing naar Turkije met behoud van Wajong-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die zowel de Turkse als de Nederlandse nationaliteit heeft en een verstandelijke beperking met bijkomende ontwikkelingsproblematiek, had een Wajong-uitkering aangevraagd om met behoud van deze uitkering naar Turkije te verhuizen. Dit verzoek werd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) afgewezen, omdat de Wajong-uitkering eindigt bij wonen buiten Nederland. Appellant stelde dat zijn ouders naar Turkije moesten verhuizen vanwege familieomstandigheden en dat hij afhankelijk was van hun zorg.
De rechtbank had het beroep van appellant tegen de afwijzing ongegrond verklaard. In hoger beroep voerde appellant aan dat de verhuizing van zijn ouders naar Turkije noodzakelijk was, omdat zijn vader een baan als chauffeur had aangeboden gekregen en dat hij, als kwetsbare persoon, afhankelijk was van de zorg van zijn ouders. De Raad beoordeelde of de rechtbank terecht had geoordeeld dat de weigering van het Uwv om toestemming te verlenen in stand kon blijven. De Raad concludeerde dat de door appellant aangevoerde redenen niet onder de hardheidsclausule van de Wajong vielen en dat er geen zwaarwegende redenen waren om de uitkering voort te zetten bij een verhuizing naar Turkije.
De Raad bevestigde dat het exportverbod van Wajong-uitkeringen het uitgangspunt is en dat de hardheidsclausule slechts in uitzonderlijke situaties kan worden toegepast. De omstandigheden van appellant voldeden niet aan de criteria voor toepassing van deze clausule. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en het hoger beroep van appellant werd afgewezen.