ECLI:NL:CRVB:2019:1483
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake toekenning functie en onbillijkheden van overwegende aard in ambtenarenrechtelijke context
In deze zaak gaat het om hoger beroep tegen uitspraken van de rechtbank Noord-Nederland, waarbij de beroepen van appellanten tegen besluiten van de korpschef van politie ongegrond zijn verklaard. Appellanten, werkzaam in functies binnen de politie, hebben betoogd dat de korpschef ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan artikel 55v van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp), dat een hardheidsclausule bevat. Zij stellen dat er sprake is van onbillijkheden van overwegende aard, omdat zij in een lagere functie zijn geplaatst dan zij rechtmatig zouden moeten hebben. De Centrale Raad van Beroep heeft op 18 april 2019 uitspraak gedaan en de eerdere uitspraken van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelt dat appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat de besluiten van de korpschef onbillijk zijn. De Raad verwijst naar eerdere uitspraken en concludeert dat de functievergelijkingen in overeenstemming zijn met de wettelijke bepalingen. De terugkeergarantie en toezeggingen van de korpsleiding zijn niet van toepassing op de huidige besluitvorming, en de Raad ziet geen aanknopingspunten voor de conclusie dat er sprake is van onbillijkheden. De uitspraak bevestigt dat de hoger beroepen niet slagen en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.