ECLI:NL:CRVB:2019:1466
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- F. Hoogendijk
- W.F. Claessens
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Intrekking en herziening van bijstandsverlening op basis van niet-gemelde stortingen en bijschrijvingen op bankrekeningen
In deze zaak gaat het om de intrekking en herziening van de bijstandsverlening aan appellante, die sinds 12 juni 2009 bijstand ontvangt op basis van de Participatiewet (PW). Het college van burgemeester en wethouders van Enschede heeft na een onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstand vastgesteld dat appellante niet heeft gemeld dat er regelmatig stortingen en bijschrijvingen op haar bankrekeningen plaatsvonden. Deze stortingen waren afkomstig van haar vader, broer en anderen. Het college heeft vervolgens besloten om de bijstand over bepaalde maanden in te trekken en terug te vorderen, omdat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden.
De rechtbank Overijssel heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante betoogd dat het teruggevorderde bedrag onevenredig hoog is, omdat zij de ontvangen bedragen had geleend en deze terugbetaalde. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat het college op grond van artikel 58, eerste lid, van de PW verplicht was om de ten onrechte of tot een te hoog bedrag gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen. De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij recht had op aanvullende bijstand, aangezien zij in de betreffende periode ook andere inkomsten ontving.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en het verzoek van appellante om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van de inlichtingenverplichting voor bijstandsontvangers en de gevolgen van het niet naleven daarvan.