ECLI:NL:CRVB:2018:2452
Centrale Raad van Beroep
Hoger beroep inzake intrekking AIO-aanvulling en terugvordering bijstandsverlening
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin de intrekking van zijn AIO-aanvulling door de Sociale verzekeringsbank (Svb) werd bevestigd. Appellant ontving sinds 1 juli 2008 een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) op basis van de Participatiewet. Bij zijn aanvraag had hij aangegeven geen onroerende zaken in het buitenland te bezitten. Echter, na een melding van appellant dat hij een woning in Marokko bezat, heeft de Svb onderzoek gedaan en vastgesteld dat appellant wel degelijk een woning bezat, waarvan de waarde de vermogensgrens overschreed. Hierdoor werd de AIO-aanvulling ingetrokken en werd een bedrag van € 33.099,42 teruggevorderd over de periode van 1 juli 2008 tot en met 31 maart 2015. Appellant betwistte de intrekking en de hoogte van de terugvordering, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden door het bezit van de woning niet te melden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de Svb terecht de AIO-aanvulling had ingetrokken en de kosten had teruggevorderd. De Raad concludeerde dat appellant niet had aangetoond dat hij recht had op AIO-aanvulling in de periode waarin hij zijn verplichtingen niet was nagekomen.