ECLI:NL:CRVB:2019:1448
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsverlening en gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. Het hoger beroep is ingesteld door het college van burgemeester en wethouders van Hengelo, dat de intrekking van bijstand aan betrokkene 1, die bijstand ontving op basis van de Participatiewet, betwistte. Betrokkene 1 ontving bijstand als alleenstaande ouder, maar het college stelde vast dat zij samenwoonde met betrokkene 2, wat leidde tot de conclusie dat er geen recht op bijstand bestond. De rechtbank had de besluiten van het college vernietigd, omdat de onderzoeksbevindingen onvoldoende bewijs boden voor de conclusie dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding. In hoger beroep heeft de Raad de argumenten van het college beoordeeld, waaronder de zendmastgegevens en verklaringen van buurtbewoners. De Raad concludeerde dat de onderzoeksresultaten niet voldoende waren om aan te tonen dat betrokkene 2 zijn hoofdverblijf op het uitkeringsadres had. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waardoor de intrekking van de bijstand niet kon worden gehandhaafd. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de bijstandverlenende instantie om voldoende bewijs te leveren voor de intrekking van bijstand op basis van gezamenlijke huishouding.