In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 april 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen een besluit van het Uwv. Appellant, die sinds 2009 wegens psychische klachten niet meer kan werken, had eerder een WGA-loonaanvullingsuitkering ontvangen. Het Uwv had deze uitkering beëindigd op basis van de vaststelling dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Appellant was het hier niet mee eens en stelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen onzorgvuldig was. De Raad volgde de deskundige, prof. dr. G.F. Koerselman, die in zijn rapport concludeerde dat de klachten van appellant passen bij een ziekteangststoornis. De Raad oordeelde dat de eerder vastgestelde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 6 januari 2016 niet volledig recht deed aan de beperkingen van appellant. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van appellant gegrond verklaard. De Raad herstelde het besluit van het Uwv en stelde vast dat appellant recht heeft op een WGA-loonaanvullingsuitkering, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 57,05%. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant.