ECLI:NL:CRVB:2019:1403
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van bijstandsuitkeringen in verband met erfenis en legaat
Op 23 april 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant tegen het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven. De zaak betreft de terugvordering van bijstandsuitkeringen door het college, die gebaseerd is op de aanspraak van appellant op een erfenis van zijn overleden grootmoeder. Appellant ontving sinds 12 november 2011 bijstand en kreeg op 7 december 2016 een bedrag van € 20.047,- uit de nalatenschap van zijn grootmoeder. Het college vorderde een bedrag van € 2.813,49 terug over de periode van 12 mei 2015 tot en met 31 december 2016, omdat de aanspraak op de erfenis volgens hen op 12 mei 2015 was ontstaan, de datum van overlijden van de erflater.
De rechtbank Oost-Brabant had het beroep van appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep voerde appellant aan dat er geen sprake was van een erfdeel, maar van een legaat, en dat de aanspraak pas kon worden vastgesteld nadat duidelijk was dat de nalatenschap aan al haar verplichtingen kon voldoen. De Raad oordeelde echter dat de aanspraak op een erfdeel, en dus ook op een legaat, ontstaat op het moment van overlijden van de erflater. Dit is in lijn met de vaste rechtspraak, die stelt dat de aanspraak op een erfdeel op het tijdstip van overlijden ontstaat, ongeacht of de legataris op dat moment al kan beschikken over de middelen.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 23 april 2019.