1.4.Bij besluit van 17 februari 2017 (bestreden besluit) heeft de staatssecretaris het bezwaar van appellant tegen het besluit van 4 februari 2016 ongegrond verklaard. De staatssecretaris heeft zich daarbij gebaseerd op het verzekeringsgeneeskundig rapport van 1 februari 2016 en de brieven van de verzekeringsarts van 10 augustus 2016 en 15 februari 2017.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe is overwogen dat het bestreden besluit berust op een medisch rapport dat op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en dat dit rapport voldoende basis biedt voor de getrokken conclusie dat er geen termen zijn voor oorzakelijk dienstverband. Voorts is overwogen dat de verzekeringsarts in zijn brieven van 10 augustus 2016 en 15 februari 2017 voldoende heeft onderbouwd waarom er meerdere oorzaken dan alleen de ervaringen in de militaire dienst zijn in de totstandkoming van de psychische problematiek. Het begrip verergerend dienstverband, zoals gehanteerd in het PTSS Protocol, is terug te voeren op artikel 2, derde lid, onder c, van het Besluit aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen militairen (Besluit AO/IV). Het verzekeringsgeneeskundige rapport, waarbij rekening is gehouden met de informatie uit de behandelende sector, kan in zijn totaliteit de toegekende scores dragen.
3. In hoger beroep heeft appellant zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1.Op 1 juli 2008 is de ministeriële regeling van 27 juni 2008 (Staatscourant 2009, 11661; hierna: Regeling) in werking getreden. Op grond van artikel 1 van de Regeling wordt bij de vaststelling van de mate van invaliditeit met dienstverband, ter nadere invulling van de War Pensions Committee-schaal, voor zover hier van belang, gehanteerd het protocol voor de beoordeling van arbeidsongeschiktheid, dienstverband en invaliditeit bij militairen met een posttraumatische stressstoornis (PTSS Protocol), bij de Regeling gevoegd als bijlage 2.
4.1.2.Volgens het PTSS Protocol, onder 2.3.2, moet bij trauma’s van het type T1 worden gedacht aan een ‘enkelvoudige’ schokkende gebeurtenis. Een overval, een hinderlaag, een ernstig schietincident en een kortdurende gijzeling zijn hiervan voorbeelden. Volgens het PTSS Protocol, onder 2.3.3, moet bij trauma’s van het type T2 worden gedacht aan zeer ernstige en/of multiple en/of langdurig schokkende gebeurtenissen, zoals langdurige eenzame opsluiting met doodsbedreiging, dagenlange beschietingen, martelingen, gijzeling met doodsbedreiging (als levend schild dienen), deelgenoot zijn van gevechtshandelingen waarbij aan beide zijden doden vallen of het getuige zijn van moordpartijen waarbij men machteloos is gemaakt.
4.1.3.Volgens het PTSS Protocol, onder 6.2.1, zijn bij PTSS en andere psychische aandoeningen vaak predisponerende en/of luxerende factoren en/of herstelbelemmerende factoren aanwezig. De Gezondheidsraad stelt dat voor PTSS het multicausale verklaringsmodel geldt (protocol angststoornissen 2007). Als dat zo is en tevens is vastgesteld dat de PTSS in overwegende mate door de dienst is veroorzaakt, dan spreekt men van een verergerend dienstverband. Het gaat te ver om, zo staat verder in het PTSS Protocol onder 6.2.1, conform het protocol van de Gezondheidsraad altijd uit te gaan van een verergerend dienstverband bij PTSS. Militairen kunnen worden geconfronteerd met ingrijpende gebeurtenissen waarbij praktisch iedereen een PTSS oploopt. Dit geldt dan met name voor de T2 traumatische gebeurtenissen. De volgende causaliteitregels worden daarom gehanteerd. Bij T1-PTSS moet worden uitgegaan van een verergerend dienstverband. Alleen gemotiveerd kan hiervan worden afgeweken. Voor de T2-PTSS geldt het omgekeerde: oorzakelijk dienstverband wordt aangenomen, tenzij goede argumenten aanwezig zijn om uit te gaan van verergerend dienstverband.
4.1.4.In artikel 2, derde lid, van het Besluit AO/IV is bepaald dat voor de toepassing van dit besluit onder invaliditeit met dienstverband wordt verstaan een invaliditeit van ten minste 10% tengevolge van:
a. verwonding, ziekten of gebreken, welke zijn veroorzaakt door de uitoefening van de militaire dienst in geval van buitengewone of daarmee vergelijkbare omstandigheden;
b. ziekten of gebreken, welke het gevolg zijn van verrichtingen of vermoeienissen aan de uitoefening van de militaire dienst in geval van buitengewone of daarmee vergelijkbare omstandigheden verbonden, dan wel welke tot uiting zijn gekomen onder overwegende invloed van die verrichtingen of vermoeienissen; of
c. ziekten of gebreken, welke zijn ontstaan, tot uiting zijn gekomen of verergerd mede door inwerking van bijzondere, zeer nadelige invloeden, waaraan de beroepsmilitair in verband met de uitoefening van de militaire dienst in geval van buitengewone of daarmee vergelijkbare omstandigheden is blootgesteld geweest.