ECLI:NL:CRVB:2019:1242
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van Wajong-uitkering op basis van ingezetenschap en leeftijdsgrens
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een Wajong-uitkering aan appellante. Appellante, geboren in Marokko in 1983, heeft in maart 2002 haar intrek in Nederland genomen en heeft op 25 november 2002 een aanvraag voor een Wajong-uitkering ingediend. Deze aanvraag werd in 2003 afgewezen omdat zij al arbeidsongeschikt was op het moment van vestiging in Nederland en niet gedurende de vereiste zes jaar voor haar zeventiende verjaardag in Nederland had gewoond. In 2015 diende appellante opnieuw een aanvraag in, die door het Uwv werd afgewezen op basis van het feit dat zij niet in Nederland woonde op haar achttiende verjaardag. Het Uwv verklaarde het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk, wat leidde tot beroep bij de rechtbank Rotterdam. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het besluit van het Uwv, maar verklaarde het bezwaar alsnog ongegrond, omdat appellante niet voldeed aan de vereisten van de Wajong 1998.
In hoger beroep voerde appellante aan dat de Wajong 2015 van toepassing was en dat de overschrijding van de leeftijdsgrens met drie maanden te verwaarlozen was. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat appellante op de dag waarop zij achttien jaar werd, geen ingezetene was en dat er geen wettelijke grondslag was voor haar standpunt. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, maar met een andere motivering. De Raad concludeerde dat het Uwv appellante terecht niet in aanmerking heeft gebracht voor een Wajong-uitkering, omdat zij niet voldeed aan de wettelijke vereisten.