In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin het beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Terneuzen ongegrond werd verklaard. Appellanten hadden bijstand aangevraagd op grond van de Participatiewet (PW) en waren verplicht deel te nemen aan een evaluatiegesprek na het volgen van een Leergerichte Re-integratie-georiënteerde Training (LRT-training). Appellant verscheen echter niet op het evaluatiegesprek, wat leidde tot een maatregel van 100% verlaging van de bijstand voor een maand. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het college in redelijkheid aanleiding had moeten vinden om de maatregel nader af te stemmen, gezien de omstandigheden waaronder de afspraak was gemaakt en het feit dat appellant was verwezen naar andere projecten. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en verklaart het beroep gegrond, waarbij het college wordt opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Tevens wordt het college veroordeeld in de proceskosten van appellanten tot een bedrag van € 2.304,-.