ECLI:NL:CRVB:2019:1024
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een WIA-uitkering aan betrokkene, die zich op 17 oktober 2012 ziek meldde met psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had eerder besloten om betrokkene geen uitkering toe te kennen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had het beroep van betrokkene tegen dit besluit gegrond verklaard en het Uwv opgedragen een nieuw besluit te nemen, waarbij het Uwv ook werd veroordeeld tot vergoeding van proceskosten.
In hoger beroep heeft het Uwv zijn bezwaren tegen het rapport van de deskundige herhaald, maar geen nieuwe medische gegevens ingebracht ter onderbouwing van hun standpunt. De deskundige had in haar rapport vastgesteld dat betrokkene lijdt aan depressieve en angstgevoelens, en dat de verzekeringsartsen de belastbaarheid van betrokkene niet correct hadden vastgesteld. De Centrale Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv een nieuwe beslissing op bezwaar moet nemen, waarbij de door de deskundige genoemde beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) moeten worden verwerkt.
Daarnaast heeft betrokkene schadevergoeding gevraagd wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De Raad oordeelde dat de redelijke termijn met bijna twaalf maanden was overschreden en veroordeelde de Staat tot betaling van € 1.000,- aan betrokkene. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig deskundigenonderzoek en de verplichting van het Uwv om nieuwe gegevens aan te leveren indien zij het niet eens zijn met de conclusies van de deskundige.