ECLI:NL:CRVB:2018:999
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de arbeidsongeschiktheid van een werkneemster die zich ziek had gemeld in verband met gegeneraliseerde artrose en fibromyalgie. De werkneemster had eerder een WGA-uitkering ontvangen, maar na een nieuwe ziekmelding in 2014, waarbij hart- en vaatklachten een rol speelden, stelde het Uwv dat er geen recht op een IVA-uitkering bestond. De rechtbank Midden-Nederland had in een eerdere uitspraak geoordeeld dat het Uwv onvoldoende had gemotiveerd waarom de werkneemster niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was. De Centrale Raad heeft de zaak opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat de beperkingen van de werkneemster op de datum in geding niet leidden tot een volledige arbeidsongeschiktheid. De Raad oordeelde dat de aan de functies verbonden mediane loonwaarde een mate van arbeidsongeschiktheid van minder dan 80% opleverde, wat betekent dat de werkneemster niet in aanmerking kwam voor een IVA-uitkering. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in proceskosten.