ECLI:NL:CRVB:2018:998
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Waardering van psychische problematiek in het kader van WIA-uitkering
In deze zaak gaat het om de waardering van de psychische problematiek van appellant in het kader van een WIA-uitkering. Appellant, die eerder als keukenhulp werkte, heeft zich ziek gemeld met rug- en beenklachten en later ook met psychische klachten. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die het bezwaar van appellant tegen de afwijzing van zijn WIA-uitkering ongegrond had verklaard. De rechtbank had vastgesteld dat de door haar geraadpleegde deskundige het beeld van de psychiater Hassing bevestigde, maar appellant betwist dit. Hij stelt dat de deskundige wel degelijk andere diagnoses heeft gesteld en dat zijn beperkingen niet goed zijn ingeschat.
De Raad oordeelt dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat de deskundige in grote lijnen het beeld van de psychiater heeft bevestigd. De Raad benadrukt dat het niet de diagnose is die bepalend is, maar de beperkingen die voortvloeien uit de ziekte op de datum in geding. De deskundige heeft geen zwaardere of andere beperkingen vastgesteld dan al in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) zijn opgenomen. De geselecteerde functies voor appellant zijn passend geacht, gezien zijn beperkingen. Het hoger beroep van appellant wordt afgewezen en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.